Henk van Beek is een voetbalavonturier. Het begon op zijn zeventiende, bij een wedstrijd van het Nederlands elftal in de Kuip. Sindsdien heeft hij een seizoenkaart voor Feyenoord en reist hij het Nederlands elftal achterna, en bezoekt hij wedstrijden in binnen- en buitenland. Het heeft diverse bijzondere ontmoetingen, ervaringen en vrienden in het buitenland opgeleverd.

Henk werkt en woont in Uithoorn, samen met Nicole en haar twee kinderen. Hij werkt voor DUO+, de samenwerkingsorganisatie tussen Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn. Hij leerde Nicole kennen via het werk. Hoe is het om in de gemeente te wonen waar je voor werkt? “Dat is soms wel lastig. Als ik een melding doe als inwoner, weet ik precies hoe deze wordt verwerktDaar moet ik dan wel heel integer mee omgaan.” Door buurtgenoten worden ze weleens benaderd met problemen: of ze daar niet iets mee kunnen doen bij de gemeente. “Dan zeg ik altijd: maak een melding. Dat is de beste manier. Alles wordt vastgelegd, dus als ik er niet ben, dan wordt er toch iets met de melding gedaan.”

Hij groeide op in Achterberg, een klein dorp in de buurt van Rhenen. “Dat dorpse karakter heeft De Kwakel ook. Daarom hebben we ook overwogen om in De Kwakel te gaan wonen. We hebben ook gekeken bij een woning. Nadeel is dat je in De Kwakel nog meer onder de landingsbaan van Schiphol woont. Het lawaai van de vliegtuigen was voor ons niet te doen. Nu wonen we in Meerwijk, een wijk waar ik altijd graag heb willen wonen. We wonen hier aan een doodlopende weg, in een wijk met veel groen en water. Vanuit mijn zolderraam kijk ik uit over Utrecht, de provincie waar ik ben opgegroeid.”

Een connectie met De Kwakel heeft hij wel: hij is scheidsrechter bij KDO. “Ik ben ook jeugdtrainer geweest, maar heb vorig seizoen mijn oude liefde weer opgepakt. Ik fluit bij de wat lagere elftallen. Op die manier kun je als scheidsrechter de kinderen ook nog wat meegeven. Bijvoorbeeld als de inworp niet helemaal goed gaat, dan kan ik ze aanwijzingen geven en ze het nogmaals laten doen.”

‘Ik geloof in het motto van Pippi Langkous: ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het kan. Zo sta ik ook in het leven. Heel veel mensen hebben ideeën, maar doen er niets mee. Ik wil juist wel iets van die ideeën maken.’

Voetbal is zijn grote passie. “Sinds mijn eerste wedstrijd van het Nederlands elftal ben ik verkocht. Ik was zeventien, stond in een oranje kolkende massa. Dat maakte indruk. Vervolgens ben ik naar een uitwedstrijd in Londen geweest. Ik was de eerste van de familie die ging vliegen. In de jaren die volgden ben ik in verschillende landen geweest. In eerste instantie ging het om het voetballen, later kwam daar het kennis maken met andere mensen en culturen bij. De reis naar Moldavië was er één om niet te vergeten. Het is een van de armste Europese landen. In het Moldavische dorp waar ik was, was slechts één straat verlicht, het water kwam nog uit de waterput. Maar de mensen zijn warm. Ik ben inmiddels verknocht aan Zuid-Afrika. En in Armenië heb ik nog vrienden. Dankzij voetbal heb ik een Schot leren kennen, inmiddels een goede vriend. Ik ben bij zijn bruiloft geweest, die was op en top Schots. Ook in Amerika heb ik vrienden gemaakt. Ik kan daarom niet wachten tot ik weer naar het stadion kan. Het wordt mijn 250ste interland.”

Muziek is een andere passie, hij heeft een aantal maanden geleden een piano gekocht. “Daarvoor speelde ik altijd op zolder, op een keyboard. Dit is heel anders, alleen al het geluid. Op zo’n piano is het spelen weer anders. Daardoor ga je weer stappen maken in de muziek, dat is mooi.”

Het meest trots is hij op wie hij is. Zijn karakter en wat hij doet. “Ik geloof in het motto van Pippi Langkous: ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het kan. Zo sta ik ook in het leven. Heel veel mensen hebben ideeën, maar doen er niets mee. Ik wil juist wel iets van die ideeën maken.”

Hij doet mee aan het project omdat hij graag nieuwe mensen wil leren kennen. Net als hij doet tijdens zijn reizen. “Ik ben heel open en ga graag het gesprek aan met mensen die ik niet ken.”

Tekst en fotografie: Naomi Heidinga