Hij is al op leeftijd, maar nog steeds heel actief. Mart Bakker (80 jaar) woont met zijn vrouw Nelly aan het Bezworen Kerf in De Kwakel. Hij is kweker en ook al is hij de pensioensleeftijd ver voorbij, helemaal stoppen doet hij niet. Zijn kas staat vol met sneeuwballen, die wachten op de oogst. Daarna breekt het groeiseizoen van de Veronicastrum Virginicum Fascination aan, een van zijn vindingen. Naast het werken op de kwekerij, rijdt hij graag een rondje op de racefiets en is hij heel creatief. Hij schrijft onder meer gedichten.

Het ontvangst bij Mart en Nelly is hartelijk. Mart heeft ter voorbereiding op het interview allerlei knipsels en folders erbij gepakt. Zelfs een liefdesbrief die hij een tijdje terug aan Nelly schreef, komt op tafel. “Ze was boos op me,” verklaart Mart de brief. Nelly is ondertussen buiten aan het werk. Met een hogedrukspuit gaat ze de oprit te lijf. Een pittige klus voor een 79-jarige. Maar volgens Mart is ze nog steeds heel actief. “En perfectionistisch.”

Mart komt oorspronkelijk uit Rijpwetering, de woonplaats van Joop Zoetemelk. Het verklaart wellicht zijn liefde voor het wielrennen. Hij deed verschillende malen mee aan de Ride for the Roses en andere wielerevenementen. Schaatsten was een andere grote liefde: driemaal reed hij de Elfstedentocht. Een keer in Friesland, in 1997 en twee keer op de Weissensee.

‘Je moet als kweker geen gevangene worden van je eigen bedrijf, maar om je heen blijven kijken.’

Aan zijn jeugd in Rijpwetering heeft Mart goede herinneringen. Het dorp, doorsneden door water, was een ideale plek om te schaatsen en zwemmen. Op zijn elfde werd hij door zijn ouders naar de nonnen gestuurd. Niet leuk, vond Mart, maar wel leerzaam. Het leerde hem om voor zichzelf op te komen. Op zijn dertiende ging hij naar de tuinbouwschool in Roelofsarendveen. Daarnaast werkte hij in het bedrijf van zijn vader “Op mijn vijftiende was ik leidinggevende in het bedrijf.” Dat deed hij tot zijn achttiende, toen hij werd opgeroepen voor de militaire dienst. “De burgemeester van Rijpwetering verzekerde me dat ik niet hoefde te gaan, omdat ik onmisbaar was voor het bedrijf van mijn vader. Maar ik wilde toch.” Hij had zijn diensttijd niet willen missen. “Ik ben onder meer gestationeerd geweest in Frankrijk. Dat was een mooie tijd, met veel uitgaan.”

Na de militaire dienst wilde hij niet terug naar het bedrijf van zijn vader, maar iets voor zichzelf beginnen. “Mijn enige probleem was een lege portemonnee.” In Noorden kon hij een stuk land pachten. Daar beleefde hij zijn eerste successen als kweker, al was het ook een leerschool. “Ik bouwde een houten schuurtje op het land, zodat ik niet terug naar mijn ouders hoefde. Ik had er geen elektriciteit of stromend water. Dat was wel afzien. Toen ik genoeg verdiende, ging ik ’s avonds eten bij het lokale café. Meerdere jonge kwekers kwamen daar. We spraken over sport, vrouwen en natuurlijk onze ervaringen. Dan lette ik goed op. Was er iets bij een andere kweker misgegaan, dan zorgde ik ervoor dat ik het anders aanpakte. Dat heeft me voor problemen behoed.”

Zijn vrouw Nelly leerde hij in Noordwijk kennen. “Ze was erg in trek bij de boerenjongens.” Toch koos ze voor Mart. “We zijn inmiddels 53 jaar getrouwd.” Het succes van een huwelijk ligt volgens Mart in het kunnen geven en nemen. “Ik vergelijk het weleens met een Elfstedentocht. Dat is ook niet altijd makkelijk. Soms heb je tegenwind en moet je klunen.” Toch spat de liefde ervan af. Overal heeft Mart kleine kunstwerkjes voor zijn Nelly gemaakt. “Ik zeg het altijd zo: Nelly is van de voortuin, en ik van de achtertuin.”

Op zijn dertigste verkocht hij zijn kwekerij in het Noorden, en verhuisde naar De Kwakel. “Ik was de eerste bewoner. Daar heb ik mijn bedrijf voortgezet. Niet met kassen, maar in de openlucht. Dat scheelde stookkosten.” Succes had hij onder meer met planten uit Zwitserland, die hij naar Nederland haalde en vermeerderde. Hetzelfde deed hij met planten die hij tegenkwam, bijvoorbeeld op braakliggend terrein, waar hij iets in zag. “Ik heb in mijn leven altijd geprobeerd om van niets iets te maken.” Daarmee bespaarde hij enorm op ontwikkelingskosten.

In 2001 stond het stel voor de keuze: blijven we in De Kwakel wonen, of gaan we naar Uithoorn? Hun kinderen kozen voor een ander pad dan hun ouders, en wilden het bedrijf niet overnemen. Als het aan Nelly had gelegen, was het Uithoorn geworden. “Ik heb mijn leven hard genoeg gewerkt,” aldus Nelly. Mart was echter bang er niet te kunnen aarden. Verhuizen deden ze wel, maar ze zochten hun heil slechts een paar meter verderop: ze kochten het perceel naast hun woning. Daar kweekt Mart nog steeds diverse gewassen, al doet hij het wel wat rustiger aan. Tijd gaat ook op aan zijn vele hobby’s. Naast het schrijven van gedichten maakt hij schilderijen en mag hij graag knutselen. Fietsen doet hij ook nog steeds. “Laatst moest ik voor mijn vaccinatie naar Badhoevedorp. Ik ben op mijn racefiets gegaan.”

Mart heeft het altijd belangrijk gevonden om zichzelf te blijven ontwikkelen. “Je moet als kweker geen gevangene worden van je eigen bedrijf, maar om je heen blijven kijken. En je regelmatig afvragen wat doe ik, hoe doe ik dat en kan het efficiënter? Ook op persoonlijk vlak moet je stappen blijven zetten. Zo ben ik al jaren lid van de sprekersclub. Dat is belangrijk als kweker, om je te kunnen presenteren. Die vaardigheden heb ik daar geoefend, ik ben niet hoogopgeleid.” Mart is een gelukkig man, nog steeds. Hij is trots op wat hij heeft bereikt met zijn bedrijf, zijn sportieve prestaties, vrouw Nelly en de kinderen.